Joop Labberton bij het Nationaldenkmal auf der Schlossfreiheit
Formele waarschuwing wegens rondhangen

Weinig Nederlanders worden emotioneel bij het horen van het Wolgalied. Maar voor Joop Labberton uit Vaassen ligt dat anders.

Tijdens de bezetting was je tot je twintigste levensjaar vrijgesteld van dwangarbeid als je een beroepsopleiding volgde. Daarom leerde Joop Labberton na zijn loodgietersopleiding aan de ambachtschool in Apeldoorn verder voor elektricien. Maar dit diploma kon Joop op 23 juli 1943 niet persoonlijk in ontvangst nemen. Hij zat al vier weken in Berlijn als ‘Hilfsarbeiter’, lees dwangarbeider, geregistreerd onder nr. 104421 op de ‘Arbeitskarte’.

Destijds had je overal kampen van de Nederlandsche Arbeidsdienst (NAD) waar ‘arbeidsmannen’ een halfjaar aan de schop gezet werden. Hoewel het devies was: ‘Ick dien’ eigen land en volk, probeerde de NAD de jongens ook te interesseren voor de strijd aan het Oostfront. Labberton was onder de NAD uitgekomen vanwege oogletsel, maar door de Arbeitseinsatz raakte hij van de regen in de drup.

Toen de oorlogskansen keerden, werd het menens. Eind 1942 waren al meer dan 200.000 mensen geworven, in januari 1943 ging de ‘Stahl und Eisen Aktion’ van start. Nog eens 22.000 mannen werden opgeëist. Bij de selectie gingen de Duitsers steeds minder kieskeurig te werk. De aantallen die Berlijn opgaf, moesten linksom of rechtsom gehaald worden.

Persoonsbewijs van Joop Labberton

Ook bij Joop Labberton viel de gevreesde oproep op de mat. Wat te doen? Ruwweg waren er twee mogelijkheden: op komen dagen of onderduiken. In beide gevallen liep je risico, maar hoeveel? Dat wist niemand. Labberton koos er - mede op advies van zijn ouders - voor zich te melden. Twee jaar lang heeft hij als wikkelaar van elektromotoren voor duikboten gewerkt bij AEG in Berlijn.

In het begin was er nog een sprankje avontuur. Met de S-bahn naar de fabriek, 15 km verderop. Al moest er het klokje rond hard gewerkt worden, de mannen kregen nog wat brood met een likje boter en jam. De avondmaaltijd bestond uit aardappels-in-de-schil. Ze konden op hun vrije zaterdagmiddag en zondag uitgaan van hun zuurverdiende centjes.Later keken ze wel uit, want in de stad werd je zonder pardon aan het puinruimen gezet. Vanaf 1944 werd Berlijn met bommen bestookt, dag en nacht. Joop zegt: ‘Op 26 november vloog ons barakkenkamp in brand, ik raakte al m’n bezittingen kwijt. Alle dwangarbeiders moesten verkassen naar Hennigsdorf. We zaten al een eind van de fabriek af, maar nu duurde de dagelijkse reis nog langer. We kregen alleen waterige koolsoep te eten. Het was die winter steenkoud. Om het nog een beetje warm te stoken, moesten we cokes jatten op een terrein dat door herdershonden bewaakt werd.’

Bij de komst van de Russische troepen stonden de dwangarbeiders de hele dag in de blubber om tankgrachten te graven. Intussen was de chaos compleet. De mannen wilden op huis aan, maar hoe kwamen ze over de Elbe? Aan de ene kant zaten de Russische bevrijders; aan de andere kant de Amerikanen. Die brachten liever rijke Duitsers naar de overkant. Ondervoede dwangarbeiders moesten zich maar zien te redden.

Wie denkt dat de overlevers na de oorlog overgingen tot de orde van de dag heeft het mis. Voortdurend draag je het verleden met je mee. Je raakt van slag door het geluid van de sirene op de eerste maandag van de maand. Je denkt terug aan zingende vrouwen en meisjes achter prikkeldraad. Ze vertolkten jouw gevoelens, ver van huis. W.S-B