Over de
Canadees
die terugkwam

De menigte juicht bij de intocht van de Canadese troepen. Jongelui rijden mee op tanks en pantserwagens. Soldaten delen chocolade en sigaretten uit. Bij de Nederlandse meisjes zijn ze zeer populair. Veel meisjes hebben een Canadese vrijer en in 1946 vindt een ware uittocht plaats van bijna 2000 trouwlustige jonge vrouwen die naar Canada gaan, hun geliefde achterna.

Het komt ook voor dat de Canadese bevrijder zijn zwangere liefje in de steek laat. 4500 kinderen moeten opgroeien zonder hun Canadese vader. Lambert William Peter Lougheed, roepnaam Bunny, doet het anders. Zijn meisje hoeft ook niet naar hem toe te komen. Een jaar na de geboorte van hun dochtertje staat Bunny bij Geertje op de stoep.

Vlak na de bevrijding hadden de Canadezen een tentenkamp opgeslagen aan de Dellenweg in Epe. Bunny Lougheed leerde daar Geertje Plette kennen. Lougheed was toen al sinds 1941 vrijwillig onder de wapens. Een kok die zijn vak verstond, kon in het leger altijd aan de slag. Hij diende bij verschillende legeronderdelen, maar werd vooral ingezet bij de logistiek en de bevoorrading. De Canadese soldaat landde op de Italiaanse en Franse stranden, zijn beste vriend stierf voor zijn ogen. Zoiets laat littekens na die nooit meer weggaan. Lougheed moest na een verwonding, waarvan hij zijn leven lang last zou houden, naar Utrecht. Geertje ging met hem mee en verleende hand-en-spandiensten in de legerkeuken, maar op 14 mei 1946 moesten de laatste Canadezen Nederland verlaten. Die zomer werd Helena geboren. Bunny zou zijn dochtertje, de eerste uit een rij van acht, voor het eerst zien toen ze al bijna lopen kon.

Door zijn terugkeer naar Nederland was Bunny buiten het blikveld van de autoriteiten geraakt. Voor geen enkele herdenking werd hij uitgenodigd. Bij de parade van Canadese veteranen door Apeldoorn dacht niemand aan hem. Tijdens de dodenherdenking zat hij mistroostig in een hoek. Hij zorgde wel dat zijn kinderen de twee minuten stilte in acht namen. Jammer voor hem kwam de erkenning eerst na zijn dood.

In 2000 kregen zijn dochters Annie en Rose een uitnodiging om de herdenkingsplechtigheden in Wageningen bij te wonen. Ze hadden zichzelf op handige wijze in de kijker gespeeld. Bij het beschilderen van plastic jassen met spreuken over de vrede kwamen ze in gesprek met burgemeester Eland van Epe. Toen vertelden ze hun bijzondere verhaal. W.S-B

 

Schappelijke
Duitsers

De Duitsers? Soms waren ze best schappelijk, vindt Reinder Nijkamp uit Emst, die zes jaar was toen de bezetting begon. Ze vorderden zijn fiets maar gelukkig mocht hij de dynamo van z’n fiets afhalen. “We hebben het ding aan een bonenstaak vastgemaakt en van een zelfgemaakte propeller voorzien. Op die manier hadden we ’s avonds toch nog een beetje licht”. Piet Verhoeven en Hans Nijkamp probeerden zich tegen het einde van de oorlog te drukken voor de Organisation Todt, die namens de bezetter was belast met het aanleggen van verdedigingswerken, loopgraven en tankwallen in de uiterwaarden bij Olst. Tijdens een razzia liepen de mannen tegen de lamp, herinnert Reinder zich. Ze werden dus aan de schop gezet. Het was een eigenaardig model, waarvan het handvat met klinknagels aan de steel vastgemaakt was. Die Todtschop hebben ze nooit meer afgegeven. Reken maar dat in sommige huisgezinnen af en toe de vraag klonk: Zeg vrouw, weet jij soms waar ik de Todtschop neergezet heb? W.S-B