De nieuwe jeugdwet en zes veelvoorkomende misverstanden

Sinds 1 januari 2015 geldt de AWBZ niet meer. De zorg voor kinderen en jongeren wordt dan vergoed uit verschillende andere wetten en regelingen. De nieuwe Jeugdwet roept veel vragen op bij ouders. Op de website ‘De zorg verandert mee’ vindt u informatie over de veranderingen in 2015. Wij zetten hieronder alvast zes veelvoorkomende misverstanden op een rijtje:

1. Vrienden, buren en familie worden verplicht ons kind te helpen met opvoedondersteuning

De Jeugdwet stelt opvoedhulp door kinderen, vrienden of buren niet verplicht. Een gemeente mag wel onderzoeken of het sociale netwerk (familie, vrienden of buren) ouders en/of het kind kan helpen. Gemeenten kunnen met deze hulp rekening houden als ze een aanbod doen aan de cliënt.

2. Gemeenten kunnen mij om een eigen bijdrage gaan vragen voor jeugdhulp

Gemeenten mogen geen eigen bijdrage vragen. Er geldt wèl een ouderbijdrage voor jeugdhulp met verblijf.’ De jeugdhulpplicht betekent voor een gemeente dat zij wettelijk verplicht is hulp of ondersteuning te bieden aan een kind/ gezin die dat nodig heeft.

3. Wij hebben al jaren dezelfde zorgaanbieder en begeleider voor ons kind. Wordt dat anders?

In de Jeugdwet is geregeld dat kinderen en jongeren die eerder jeugdhulp ontvingen, in 2015 recht hebben op continuïteit van zorg bij zelfde aanbieder, als dit redelijkerwijs mogelijk is. De aanbieder bepaalt welke begeleider de zorg aan uw kind levert. Of en wanneer de zorg voor uw kind verandert, zal per instelling en per gemeente verschillen. Deze veranderingen zullen naar verwachting geleidelijk plaatsvinden omdat 2015 een zogenaamd overgangsjaar is. Voor kinderen in een pleeggezin geldt zelfs dat ze zo lang de pleegzorg duurt, bij hetzelfde pleeggezin mogen blijven.

4. Het hangt er helemaal vanaf waar je woont of je de hulp krijgt die je nodig hebt

Er zijn verschillen tussen gemeenten mogelijk, maar elke gemeente moet voorzien in een kwantitatief en kwalitatief toereikend aanbod. De jeugdhulpplicht verplicht gemeenten namelijk om die hulp of ondersteuning te bieden die een kind of gezin nodig heeft.

5. Mag een ambtenaar van de gemeente vanaf 2015 jeugdreclassering opleggen?

Nee, alleen een kinderrechter, het Openbaar Ministerie, de Raad voor de Kinderbescherming en de directeur van de Justitiële Jeugdinrichting kunnen jeugdreclassering opleggen. Dat was zo en is na 1 januari 2015 ook zo gebleven. Jeugdreclassering is bedoeld voor jongeren tussen 12 en 23 jaar, zij krijgen begeleiding nadat ze een proces-verbaal hebben gehad van de politie of een leerplicht-ambtenaar. Een leerplicht-ambtenaar is een ambtenaar van de gemeente, maar kan alleen een proces-verbaal opmaken en geen jeugdreclassering opleggen.

6. De gemeente bepaalt straks welke zorg mijn kind krijgt

Vanaf dit jaar organiseren gemeenten de toegang tot jeugdhulp. Dat betekent dat u voor jeugdhulp en ondersteuningsvragen in uw gemeente terecht kunt.

Gemeenten worden tevens verantwoordelijk voor:

  • advies over jeugdhulp (samen met de jeugdige nagaan welke hulp het beste past);
  • bepalen van jeugdhulp (samen met de jeugdige de goede vorm van jeugdhulp kiezen);
  • deskundige toeleiding naar jeugdhulp (ervoor zorgen dat de jeugdige ook terecht kan bij de gekozen hulp)
  • het inzetten van de juiste hulp (ervoor zorgen dat de jeugdige de hulp ook daadwerkelijk krijgt).

Gemeenten moeten ervoor zorgen dat dit goed wordt georganiseerd. Zij hoeven niet alles zelf uit te voeren, maar kunnen daarvoor deskundige organisaties en hulpverleners inschakelen. Gemeenten moeten zich houden aan de eisen uit de Jeugdwet en het Besluit Jeugdwet, en ervoor zorgen dat het werk door goed opgeleide mensen gedaan wordt. Veel gemeenten hebben nu al een Centrum voor jeugd en gezin (CJG) waarin verschillende jeugdorganisaties samenwerken. Jeugdhulp is ook mogelijk met een verwijzing van een huisarts, jeugdarts of medisch specialist.