Samen aan de Slag (SaS) is door JuniorCare in en met de praktijk ontwikkeld. Enkele jaren geleden hebben zij onderzoek gedaan naar de meest voorkomende hulpvragen van ouders en jeugdigen. Inzichten hieruit en de ervaringen van de medewerkers met de doelgroep, zijn de basis geweest voor SaS. Zij wilden nóg meer aansluiten op de behoeften, belevingswereld en ontwikkelingsmogelijkheden van de jeugdigen en gezinnen. Zo zijn de twee pijlers maatwerk en ontwikkeling ontstaan.
In de benaderingswijze van SaS is het belangrijk dat er expliciet gewerkt wordt aan de vertrouwensband tussen het gezin en de medewerker; dat de belevingswereld van het kind een belangrijke plek heeft; dat de draaglast én -kracht van de ouders en jeugdigen worden meegenomen; en dat het netwerk van het gezin actief betrokken wordt. Omdat de SaS aanpak niet gericht is op het kind alleen, maar op het systeem en het activeren van een ondersteunend netwerk, sluit het goed aan bij het gedachtengoed van transformatie: SaS werkers werken daar waar het nodig is om de doelen te bereiken.
De SaS aanpak gebruikt daarvoor een vaste cyclus bestaande uit de volgende fasen:
Startfase : Kennismaken en informatie verzamelen
Fase 1 : Beginpunt bepalen
Fase 2 : Inzicht geven
Fase 3 : Gedrag veranderen
Fase 4 : Evaluatie
Eindfase : Nazorg
Uit evaluaties blijkt dat gezinnen blij zijn met Samen aan de Slag. Ouders en kinderen ervaren het als een praktische, voor hen passende benadering. Dit omdat de aanpak volledig afgestemd is op de ontwikkelingsfase, hulpvragen en interesses van de jeugdige en het gezin.
Vaardigheden van de jeugdige en de ouders worden versterkt, ouders staan in hun kracht, de eventuele broertjes en zusjes begrijpen de situatie beter en de jeugdige ontwikkelt zich positief. Hij kan zich beter handhaven in zijn omgeving en er wordt samen voorkomen dat de zorgen geen problemen hoeven te worden.
Wil je meer informatie over SaS? Kijk dan op www.juniorcare.nl
“Mevrouw van Roggen, dit klinkt niet goed. Ik ga een ambulance voor u bellen”. Wat een kort bezoek aan de huisarts moest zijn, werd het begin van vele ziekenhuisopnames. Bij Petra van Roggen-Einholz (56) werd zeven jaar geleden meerdere hartritmestoornissen geconstateerd. Zij blikt terug op de impact die deze ervaring op haar leven als een hartpatiënt heeft gehad.
“Als huishoudelijke hulp werkte ik in 2011 een aantal dagdelen per week. Na een ochtend of middag werken werd het voor mij steeds moeilijker om van de bank te komen. Zó moe was ik. Het duurde een aantal weken voordat ik naar de huisarts dur fde te gaan. Haar bezorgde blik toen ze naar mijn hart luisterde, vergeet ik nooit meer”.
De huisarts vertelde dat Petra vocht in haar longen had en dat haar hart onregelmatig klopte. Voor de dokter reden om haar patiënt meteen naar het ziekenhuis te sturen. Er werd chronotrope incompetentie en boezemfibrillatie geconstateerd. “Mijn hart klopt te snel, dan weer te langzaam. Dat veroorzaakt allerlei ongemakken zoals hartkloppingen en extreme benauwdheid”. Een pacemaker moest de klachten verhelpen, een onderhuids apparaatje dat met stroomstootjes ervoor zorgt dat het hart in het juiste ritme blijft kloppen.
Helaas keren zes jaar later de vermoeidheid en kortademigheid terug. Uit voorzorg wordt een ICD geplaatst; de ICD geeft, anders dan een pacemaker, een elektrische schok om het normale hartritme te herstellen en kan daarmee een hartstilstand voorkomen. “De ervaring met de ICD opende mijn ogen. Daarvoor had ik de onrealistische verwachting dat het ziekenhuis mij helemaal beter kon maken, maar zo werkt het natuurlijk niet. Deze hartafwijkingen komen nu eenmaal voor in mijn familie. Het enige wat de cardiologen kunnen doen is de achteruitgang van mijn hart zoveel mogelijk vertragen”.
Petra’s leven lijkt niets meer op dat van vóór haar ICD; zo is ze afhankelijk van zeven soorten medicijnen die ze dagelijks moet innemen en moest ze stoppen met haar werk in de zorg, dat haar altijd veel voldoening gaf. Nu moet ze die voldoening uit andere zaken halen. Dat lukt haar aardig, vertelt ze lachend: “Ik vind het heerlijk om met mijn kleindochter te zijn en help mijn buren graag waar ik kan. Daar heb ik nu alle tijd en gelegenheid voor.
Straks begin ik met vrijwilligerswerk in de bibliotheek. Dat zal deze hartpatiënt ook wel van de straat houden!”. Hart- en vaatziekten zijn doodsoorzaak nummer één bij vrouwen. Dit komt omdat ze symptomen als vermoeidheid, pijn tussen de schouderbladen en kortademigheid vaak zien als ongemakken die bij de overgang horen. Heeft u al langere tijd één of meer van bovenstaande klachten? Bespreek deze dan zo snel mogelijk met uw huisarts.