Ondertussen waren we bij de overgang van Oosterend aangekomen en konden de overgang van Hoorn ook al zien. Hierdoor leek het ineens allemaal wat sneller te gaan, maar schijn bedriegt. Nabij Midsland aan Zee roeiden we, op verzoek van Gerrit v Goor, wat dichter onder de kust om wat betere foto’s te kunnen maken. Vanuit de sloep konden we nog een glimp opvangen van het W.K. Strandzeilen, dat wil zeggen, we zagen wat zeilen heen en weer gaan achter de branding. Het leek wel of het water hier weer wat wilder werd. Dit werd gelijk beantwoord door de stuurman en mompelde dat hij weer dieper water gingen opzoeken. Mijn maatje op stuurboord twee kreeg het steeds krapper en deed op een gegeven moment zijn riem omhoog en rochelde wat. Dit had ik hem zolang we roeiden nog nooit zien doen. Hij dronk een halve litermelk en vervolgde zijn weg.
Dat de irritatie na zo’n 5 uur roeien wat begon toe te nemen, bleek uit het feit dat, naar andermans mening iemand te lang zat te eten en er werd geroepen, ”óm het halfuur eten en niet één half uur”. Toch konden enkele hier wel om lachen. Maar aan die vervelende golven leek maar geen einde te komen. Vragend aan mijn achterbuurman of hij al een beetje was ingeroeid, bleef het ijzig stil.
Op een gegeven moment kregen we het zeetje van achteren. Dit was een verademing. De stuurman stond rechtop in de sloep en riep; “even een gaatje zoeken, bij het Noordgat”, of Boomkesdiep of zo iets. En bijna kregen we toch nog een breker aan boord. Het ging allemaal maar net goed, zoals álles maar net goed ging deze dag. Het roeide weliswaar een stuk prettiger met het zeetje in de kont, maar de stuurman wist te melden dat onze snelheid onder de 10 km/uur lag. Nou ja, dan maar een uurtje langer, we zijn er nu toch. “Zo, dit ging mooi”, zei de stuurman. Ik geloof dat hij dat bewuste gaatje bedoelde.
Eenmaal bij paal 3 aangekomen waren de golven voorgoed verdwenen, maar zat de eb er al aardig in. Nu we eenmaal in rustig vaarwater verkeerden, werd er door sommigen aardig gebabbeld. Dit tot grote ergernis van mijn nog steeds pips uitziende buurman en hij stak zijn riem demonstratief omhoog en zei: “het is verdomme geen verjaardagsfeest”. Even was het stil en roeiden we onverstoorbaar verder. De boodschap was duidelijk!
Het was ongeveer hier dat wij de Brandaris konden zien tussen de duinenrij door. Het is raar maar waar, dat je zelfs uit zo’n beeld weer moed kan putten. Nu nog even de Noordsvaarder om en op weg naar huis. Gelijk om de hoek, nog voordat we het Schuitengat inroeiden, lag onze Duitse vriend die we ruim 4 uren eerder voor anker hadden zien liggen nabij de oostpunt van het eiland aan de Wadkant.
Deze man beloonde ons met het mooiste applaus wat we ooit hadden verkregen, al was het slechts van 1 man. Iemand wist ons nog even op te peppen door ons te informeren dat Terschelling het breedste strand van Europa heeft en wel op dit stuk strand. ”Nou, daar zijn dan weer lekker mee”. Het is altijd fijn, om zo lekker opgebeurd te worden.
Eenmaal om deze punt heen geroeid, kregen we te maken met een behoorlijke eb stroom. Na 6,5 uur roeien zaten we ter hoogte van de Slenk en kropen we onder ‘Groenenstrand’ door. Het ging niet hard meer, maar het ging. Ik kon nog net de basis principes van het roeien uitvoeren. Haal op, gelijk. Het lichaam protesteerde niet eens meer. Daar was het waarschijnlijk al te moe voor. Ik meende dat het tijd was om mijn buurman wat op te peppen en vroeg hoe oud hij was. “Bijna 50”, kon hij mij melden. Ik antwoordde dat, “wanneer ik 50 zou zijn en nog zou roeien met wat jongere knapen en zij mij dan zouden vragen of ik een rondje om het eiland wilde roeien, dat ik dan echt niet mee ging!” Hij gniffelde genoegzaam (een man van weinig woorden, niet lullen maar roeien).
En eindelijk was het zo ver. Daar lag hij dan, het laatste tonnetje voor de haven. Even dacht ik dat het ons nog zou inhalen, maar uiteindelijk namen we toch afstand. Bakboord slag, onze benjamin, had zelfs nog een eindsprint in gedachten.
Ik harkte er zo goed en zo kwaad als ik kon achteraan en begon in het ritme mee te kreunen. En daar waren we dan. We bereikten de haven van Terschelling, met een handje vol belangstellenden op de dam. Nog nooit heb ik een applaus zo gewaardeerd.
Ongelovig en trots keken we elkaar aan, feliciterend en een schouderklopje hier en daar. 7 uur en 28 minuten hadden we er over geroeid. Een stukje eilander geschiedenis was geschreven. Maar snel naar het dok, anders drijven we weer met de ebstroom de haven uit. Zo goed en zo kwaad als het nog ging probeerden wij naar onze ligplaats te roeien en toen klonk het verlossende commando: “Riemen óp, óp-riemen”. En probeer dan maar uit een houding te komen waar je zo’n 7 uur in heb gezeten en dan met laag water de kade op te klimmen. Dat is een hele opgave, kan ik u uit ervaring melden. Vol trots stonden we daar de felicitaties in ontvangst te nemen. Op de vraag; “zou je het nog een keer doen?” Sprak mijn zichtbaar opgeknapte buurman, “ ja, maar dan op bakboord, want dan sta ik ook eens op de foto” (zoveel volzinnen had hij deze dag nog niet gesproken). Nog even een foto voor de Kabelkrant, en we vertrokken naar huis lekker onder een warme douche.
Stuurman Peter van Suylekom
Stuurboord 1. Andre Abma
Stuurboord 2. Cees Plug
Stuurboord 3. Martin v.d. Pol
Stuurboord 4. Egbert Laurens
Andere leden van het team, welke wel altijd aanwezig zijn op trainingen maar helaas deze tocht niet konden meemaken, zijn: Wim Bonne, Arjen de Jong en Gert Mol.
46e Harlingen-Terschelling - Sloeproeirace