Aanvankelijk zouden we roeien op dezelfde dag als de HT echter, het weer gooide roet in het eten. Enigszins teleurgesteld moesten we lijdzaam toezien hoe maar enkele sloepen op eigenkracht de haven van Terschelling bereikten.
Gedurende het seizoen zijn er nog vele data’s genoemd, maar ondertussen was het al september en was het er nog steeds niet van gekomen. Het zag er naar uit dat het tij en de wind ons gunstig gestemd zouden zijn op 24 September. Vrijdagavond 23 september zou de beslissing vallen. De vooruitzichten waren niet optimaal maar het moest te doen zijn. De wind noord-oost zwak tot matig, later op de dag toenemend windkracht 3 tot 4. Het was 19:00 uur, de telefoon ging,”we gaan”! Alleen moeten we nog een 8e bakboord roeier zien te ronselen. Dit bleek nog een hele opgave. Na veel heen en weer bellen hadden we na het zien van het televisie programma ‘Jensen’ een slachtoffer gevonden. “Dat is een leuke klus”, was zijn antwoord. Nog nooit in deze sloep geroeid te hebben, besloot hij toch mee te gaan.
‘s Morgens vroeg nog wat Marsen, bananen en Extran ingeslagen, Daarna nog even de billen en oksels met vaseline ingevet om huidirritatie te voorkomen. Om 13:00 uur zouden we vertrekken vanuit de haven. Het was werkelijk heerlijk weer. Windstil en een heerlijk najaarszonnetje. Te mooi om waar te zijn. Vastberaden gingen we aan boord, goed voorbereid met 1 zwemvest, twee vuurpijlen en geen volgboot. Wel een zeekaart, portofoon en telefoon.
Daar vertrokken we. Naar een handje vol belangstellenden op de kade riep ik nog; “Als we terugkomen en we hebben een baard dan is er iets mis gegaan”. Voor het einde van de haven besloten we nog van plaats te verwisselen. Nu vertrokken we echt. Het was even over enen. We hadden een inschatting gedaan dat, wanneer we 10 km/uur zouden halen, moet het zo’n 6 uur roeien zijn. Ook maakten we de afspraak; om het half uur drinken en om het uur eten, in de vorm van een banaan, mars of een stuk brood. Na een half uur roeien informeerde ik bij onze nieuweling, die op bakboord 3 was beland, hoe het ging? ”Heerlijk” was zijn antwoord.
Na een goed uur roeien zaten we ter hoogte van de Dwarsdijk en lagen we iets voor op het schema. Opvallend van dit geroeide deel waren de velen staken van de mosselpercelen. Onze stuurman moet nog goed opletten om er niet per ongeluk een te raken.
Na de Dwarsdijk nam de stroom geleidelijk af (het wantij). De staken waren op en restte er alleen nog rode tonnetjes, waar er zo’n 88 van liggen wist iemand te melden. We moesten hier beduidend meer ons best doen om de 10 km/uur te halen. Langs dit deel van het eiland hadden de meeste van ons geen herkenning meer. We vroegen ons af, hoeveel slenken er op de bosplaat waren. ”5”, werd er geroepen en ik had er nog niet een gezien. We gingen verder op weg naar de oostelijkste punt van het eiland en daar lag op ruim 20 km van de haven een jacht met een Duits vlaggetje voor anker. De man keek ons vreemd aan en was zeer verbaasd ons daar te zien roeien. Hij maakte een gebaar of wij het eiland rond gingen roeien en wij beantwoorden dat vol goede moed met JAWOHL. We hadden met Gerrit van Goor, van de Eilandpers, afgesproken omstreeks deze tijd te bellen, zodat er wat foto’s in het Amelandergat gemaakt konden worden. Het bereik van de telefoon liet wat te wensen over, maar uiteindelijk lukte het toch. Na zo’n 2 uur roeien, naderden wij precies volgens schema het einde van de Boschplaat. Na nog even de laatste golfhoogte te hebben opgevraagd, begon de stuurman een beetje cynisch te lachen; “1.40 mtr.”, kon hij ons melden. “Ach”, dacht ik nog.
Het einde van de Koffieboon naderend begon de deining al aardig toe te nemen en uit onze ooghoeken zagen we alleen maar brekers. Deze zandplaat bleek groter dan op het zeekaartje, welke ik thuis had bekeken. Op een gegeven moment zaten we dichter onder de kust van Ameland dan van Terschelling en zaten we ondertussen midden in de brekers. Onze fotograaf was nog amper te zien op het strand, maar naar later bleek, hij ons gelukkig wel. Gezien de mooie opname met, naar alle waarschijnlijkheid, een enorme telelens.
Na drie uur roeien leken de golven van alle kanten te komen en raakten we steeds verder van de Terschellinger kust. Ik begon zo langzamerhand aardig genoeg te krijgen van deze wildwaterbaan en informeerde bij de stuurman of hij enig idee had hoelang dit nog ging duren? “Het hele resterende stuk nog”, dacht hij. De moed zonk me in de schoenen. Nog 35 km te gaan en we hadden na zo’n 3,5 uur roeien nog geen bekend stukje strand gezien. Ik had sterk het gevoel dat we steeds verder van het strand af raakten. De stuurman kon ons melden dat hij dit bewust deed, omdat er op dieper water minder brekers zouden zijn en hij de golven liever nog een tijdje op kop wilde houden, in plaats van dwars erop. De hoge golven aangapend moest ik er niet aan denken dat er eentje de sloep in zou rollen. Ik begon te beseffen dat zwemmend naar het strand ook nog wel eens een hele opgave kon worden. Met aan mijn voeten nog een stootwil bedacht ik deze dan maar mee te nemen, mocht het er van komen. Turend naar het strand meende ik het drenkelingenhuisje te kunnen zien staan. “Gelukkig paal 25”, werd er geroepen op stuurboordslag. Maar als je dan eenmaal zo’n herkenningspunt hebt, lijkt het vervolgens of je er nooit voorbij komt. Laten we zeggen dat het vergelijkbaar is met Griend, tijdens de H-T race. Na goed 4 uur roeien vroeg ik aan onze debutant hoe het ging? “Hou maar op”, zuchtte hij,”wat een hel”, mompelde hij er nog achteraan.
Volgens de stuurman lagen we nog steeds op koers en roeiden we gemiddeld nog steeds 10 km/uur. Na 1,5 uur als een speelbal door elkaar heen geschud te zijn door de vele golven, begon ik me een beetje beroerd te voelen op de maag. Mijn maatje op stuurboord 2 begon ook al te klagen. “Dit zijn toch geen golven meer” stamelde hij. Ik keek hem aan en dacht, “wat zie je er uit”, en hij melde dat hij beroerd was. “Daar zijn we dan mooi klaar mee”, dacht ik nog. Ik moest denken aan vroegere tijden, dat ze om mensen te redden, vrijwillig met roeisloepen nóg hogere zeeën trotseerden en riep spontaan dat Dorus Rijkus gek was. Op een gegeven moment moest er iemand heel nodig pissen en besloot dit over de muur te doen. Hieraan denkend moest ik op een gegeven moment ook! Langs het strand turend, of ik al weer wat bekends zag, bedacht ik, dat ik het nooit 2 uren op kon houden en begon mij behoorlijk ongemakkelijk te voelen. Ik besloot om het in een leeg flesje te doen. “Niet kijken Cees, anders wil het niet”. Het flesje bleek nog maar net groot genoeg. Opgelucht haalde ik adem en riep; ”dit is lauw” en wierp het volle flesje overboord.
46e Harlingen-Terschelling - Sloeproeirace